Je voelt wat je voelt… soms wordt het eerst vertaald als een buik-emotie.
Soms is het een andere emotie, dat komt dan later eruit.
Soms vanzelf en soms moet je wat paaien: inzetten, regelen, bedenken.
De 4 basis emoties zijn:
Pubers hebben sowieso vaak trek, maar soms gooien ze er een buik-emotie in.
Er zitten nét 5 boterhammen in én er wordt gezegd:
‘Mam, ik heb honger! Mag ik…?’ Dan kan je zeggen:
Dat kan niet, je hebt net 5 boterhammen op. Je mag nu niets, we gaan straks eten.
GEDOE en een oeverloze discussie is het resultaat.
Wat kan je dan zeggen of vragen?
Oké, waar had je aan gedacht? We eten om 17.30 toch?
Wil je iets hartigs of zoets? Wat eten of drinken?
In de koelkast, staat nog ‘dit of dat’ Kies, daar maar even wat van uit.
Dan krijg je een heel ander gesprek.
Geen strijd, plus dat je kind zelf gaat denken, wat er gaat worden gekozen.
Het weet, dat er straks aan tafel wordt gegeten omdat het past in de gezinssituatie.
En het wordt serieus genomen. Maar…
Je kent jouw kind als geen ander. Jij weet/ziet wel of er wat is of zou kunnen zijn.
Er is altijd wel een momentje te vinden waar je kunt peilen hoe ze erin zitten.
Soms bij voorkeur, als je elkaar niet persé direct hoeft aan te kijken.
Zoals in de auto, op de fiets, tijdens een (strand) wandeling.
Of toch aan de grote tafel met een kop thee en een lekkere punt appeltaart.
Al dan niet zelf gebakken.
Observeer, leg contact, sluit aan en bedenk een list.
Net als Tom Poes.
Bedankt voor je bericht!
Je ontvangt zo snel mogelijk een reactie van mij.
Groet, Paula